Musis Sacrum Bakel

MSB 1874 – 1999 Inleiding

Het ontstaan van de blaasmuziek in Z.O. Brabant

Om de oprichting van fanfare Musis Sacrum in 1874 in het juiste tijdbeeld te plaatsen is het noodzakelijk een stuk verder terug te gaan in de tijd en de wortels van de blaasmuziek, zoals wij die nu kennen, bloot te leggen.
Tegen het einde van de 18e eeuw raakte de wereld in een stroomversnelling door een aantal ontwikkelingen, die het leven van alledag zouden beïnvloeden.
De industriële revolutie stond voor de deur en Europa zat vol strijdgewoel. Het waren rumoerige tijden vol tumult waarin de Franse revolutie een soort explosie vormde. De huurlegers van voorheen werden vervangen door vaste grote hechte strijdorganisaties en de dienstplicht werd ingevoerd. Die nieuwe legers moesten een strakke vorm van discipline hebben, waarbij de militaire muziek als middel werd gebruikt.
Het muzikaal bezig zijn met wat we tegenwoordig blaasmuziek noemen, vindt voor een groot gedeelte zijn oorsprong in de Franse militaire muziek.
Napoleon Bonaparte gaf de militaire muziek een nieuwe taak, namelijk representatie.
Tijdens de grote politieke manifestaties van toen, traden muziekkorpsen op voor grote massa’s mensen, waarbij men grote waardering oogstte. Dit kende men voorheen niet en die optredens drukten dan ook een grote stempel op het bevattingsvermogen van de gemiddelde burger.
Het was een voorbeeld dat tot navolging prikkelde. De muzikale uitingsvorm was veel meer openbaar dan de tot die tijd meestal in kerkelijke kring opererende Collegia Musica of de Muzieksociëteiten die een erg besloten karakter hadden en dus maar voor een paar mensen toegankelijk waren.
Napoleon schiep de muziek voor het volk!
Voor de Franse revolutie kende men ook wel militaire muziekkorpsen, maar die waren veel kleiner en de taak van de militaire muzikanten lag veel meer op een ander gebied, namelijk het geven van signalen, waarschuwingen, aanvalssignalen, tijdssignalen, kortom: communicatie. Ook luisterde men militaire evenementen op en spoorde men aan tot marcheren, omdat nog bijna alles te voet ging.
Napoleon trok voor zijn militaire muziek de beste muzikanten en dirigenten aan en liet zelfs speciale muziek schrijven. De representatieve taak betekende voor zo’n militair orkest een groeiende bezetting met nieuwe soorten instrumenten die in die tijd werden ontwikkeld.
De bezetting van zo’n orkest bestond gemiddeld uit zo’n 16 man, waarbij het instrumentarium bestond uit trompetten, fluiten, hobo’s, hoorns, fagotten, trombones en bashoorn. Dit instrumentarium was zelfs voorgeschreven, omdat men goede klankverhoudingen nastreefde.
Opvallend is het ontbreken van het slagwerk, wat zijn oorzaak vond in Napoleons voorkeur voor de minder luidruchtige Italiaanse muziek. Op het slagveld ontbrak het slagwerk evenwel niet.
Omdat Nederland in die tijd gebukt ging onder de Franse bezetting, maakte men via deze weg ook kennis met deze militaire orkesten. Elk Frans regiment in Nederland bezat zo’n orkest, negen in totaal!
Toen Nederland onafhankelijk werd van de Fransen, werden de muzikale gewoontes van hen overgenomen en kreeg elk Nederlands regiment haar eigen muziekkorps, waarvan er in 1818 al 17 waren.
Om zo’n korps van muzikanten en dirigenten te voorzien was vaak een groot probleem, waarbij men vaak een beroep deed op buitenlanders, voornamelijk Duitsers, omdat in Duitsland ook al een grote ontwikkeling in de blaasmuziek had plaatsgevonden. Deze Duitsers drukten uiteraard ook een stevige stempel op onze militaire muziek en men spreekt in die tijd zelfs van een ware Duitse infiltratie in de Nederlandse militaire muziek! Het aantal korpsen groeide gestaag en rond 1830 waren en zo’n 28.
Toen volgde in ongeveer 1831 het noord – zuid conflict, waarbij België zich losmaakte van Nederland. Tijdens die controverse was er veel militair vertoon in Brabant, dus ook muziek. Dit was voor veel mensen reden om zelf een muziekvereniging op te richten.
In 1843 drukten de naweeën van het noord – zuid conflict zo zwaar op de staatskas, dat de regering besloot om een groot aantal musici en dirigenten te ontslaan. Die mensen zochten allemaal werk in de muziek en dit vormde ook weer een aanleiding om enkele muziekkorpsen op te richten, onder andere harmonie ‘L’Union’ uit Bladel. Grotere plaatsen in Brabant hadden al vroeg een burger muziekvereniging zoals Tilburg en ‘s-Hertogenbosch. Die muziekverenigingen gaven overal uitvoeringen en ook dit was weer een reden om in diverse plaatsen een eigen korps op te richten.
In onze streek had Eindhoven in 1806 haar eerste muziekvereniging, het zogenaamde ‘Concert’. Men hield wekelijks op donderdagavond een concert, wat weer leek op een repetitie waarbij slechts bij hoge uitzondering publiek aanwezig mocht zijn! Dit Eindhovensch Concert bestond tot 1847 en ging toen op in de Eindhovense fanfare ‘Apollo’s Lust’. Gelijkwaardige orkesten bestonden in St. Oedenrode, Gilze, Oosterhout en Breda. Omdat er in de eerste helft van de 19e eeuw nog geen bezettingsnormen bestonden voor harmonie of fanfare, sprak men meestal van muziekgezelschap.
De bezettingsvormen waren dan ook divers en vaak afhankelijk van wat men voor instrument meebracht. Zo zaten er vaak snaar- en strijkinstrumenten in een blaasorkest en het gevolg was dat de gewenste klankverhoudingen niet werden gehaald. Toen later de bezettingsnormen werden vastgesteld, kwam hierin veel verandering.
Ook de technische ontwikkelingen van die tijd hadden een positieve ontwikkeling op de blaasmuziek. Eén van die ontwikkelingen, was de uitvinding van de saxofoon door de Belg Adolphe Sax in 1842. Hij maakte een groot aantal soorten saxofoons, die samen een grote aanvulling op klankgebied waren. Ook de uitvinding van de bastuba door de Pruisische musicus Wieprecht was een aanwinst voor de blaasmuziek.
In de Peel, onze streek met haar ontoegankelijke venen en moerassen, duurde het allemaal iets langer. De barrière, gevormd door die ruige natuur, zorgde er voor dat er in de eerste helft van de 19e eeuw nagenoeg geen blaasorkest te vinden was in deze streek. De mensen werkten hard op hun kleine boerderijen en geld was er bijna niet, laat staan tijd om muziek te maken.
Het was een armoedig bestaan in de Peel en je zou er ook niet zo snel een instrument aan de muur vinden. Volgens oude geschriften had Asten in onze streek de primeur en had in 1814 al een blaasorkest, terwijl Gemert al in 1848 een blaasorkest had, wat later uitgroeide tot de Gemertse fanfare ‘Apollo’s Lust’. Verder is er in onze streek niets bekend van enige vorm van blaasmuziek tot 1850. Toen werd er in Helmond, kleine stad aan de rand van de Peel, een muziekvereniging opgericht, die eerst een zangvereniging was, later een fanfare en nog later een harmonie en luisterde naar de kleurrijke naam ‘Phileutonia’. Dit orkest bestaat nog steeds en was een voorbeeld voor de streek. ‘Phileutonia’ was een geoefend orkest met erg veel concerten, serenades en andere muzikale uitingen, wat een gevolg was van het feit het enige orkest in de stad te zijn. Dit zou een hele tijd zo blijven.
De streek rond Helmond bleef nagenoeg zonder blaasmuziek tot 1874.